Het is voorjaar 2007. Bart en Edward zijn aan het werk. Ze werken bij een grote organisatie voor welzijn, kinderopvang en peuterspeelzalen. Beiden bekleden inmiddels hoge posities. Management noemen ze dat met een mooi woord. Ze hebben het druk met het managen van ziekteverzuimcijfers van 230 personeelsleden. Buiten schijnt de zon. ‘Bart, vind jij dit leuk?’ vraagt Edward.

Bart zucht en antwoordt ‘Eerlijk gezegd. Nee. Ik doe liever andere dingen. In buurten met bewoners ontwikkelen. Samen de schouders eronder zetten. Zorgen dat onze jeugd nooit aan de zijlijn van de samenleving komt te staan. Dat is mijn vak!’

Er valt een stilte. Edward haalt koffie. Als hij weer achter zijn scherm zit, zegt hij wijs:‘ Er komt altijd een moment van loslaten. Dat is nu.’ Bart knikt instemmend. Beide heren bergen hun spullen op, zeggen alle medewerkers vaarwel, trekken de deur dicht en starten met Stichting BuurtLAB. Van groot naar klein.

Bart en Edward zijn sociaal en ondernemend. Het is vanaf dag 1 al duidelijk dat BuurtLAB een sociale onderneming moet gaan worden. Een social enterprise. Enthousiast slaan ze aan het schrijven van een heus businessplan. ‘Laten we het klein en simpel houden Bart!’ roept Edward. De eerste versie is 62 pagina’s groot.

‘Mooi werk Ed!’ reageert Bart wanneer deze eerste versie ter bespreking voor ligt bij het zojuist aangetrokken bestuur. De voorzitter leest voor uit het plan: ‘In de komende jaren is het de kunst om aan te sluiten bij vragen, wensen en behoeften van buurtbewoners. Daar zijn vakmensen voor nodig. Mensen die in de frontlinie durven en kunnen opereren. Innovatie komt altijd bottom-up.’

Na het aanhoren van deze prachtige woorden gaat het voltallige bestuur akkoord.

Genoeg nagedacht. Genoeg vergaderd. De tijd van doen, doen en nog eens doen is nu aangebroken.