‘Hey Bart, we gaan meten man,’ zegt Edward aan de telefoon. ‘Meten? Waarom dan?’ vraagt Bart. ’De wereld verandert en we hebben cijfers nodig. Cijfers die keihard aantonen dat we nut hebben. Dat we zinvol zijn,’ legt Edward uit.

‘Sorry Ed, ik ben misschien eigenwijs, maar ik snap het niet,’ zegt Bart. ‘Ok. ik zet de uitleg wel op je mail,’ zegt Edward.

Hij klapt zijn macbook open en schrijft het volgende aan Bart: “In toenemende mate wordt van sociale initiatieven cijfers over hun prestaties, bereik en impact verwacht. Cijfers die iets zouden moeten zeggen over wat die initiatieven bereiken. Hebben ze wel zin? Bereiken ze wel wat? Leveren ze wat ze beloven? Is het de investering waard? Levert het initiatief een bijdrage aan de oplossing van een maatschappelijk probleem? Meten is weten is de heersende opvatting. Ook binnen het sociale domein. In vroegere tijden hadden we de evaluatie. Een papier met vragen vanuit de financierder over jouw aanpak. Daar vulde je natuurlijk in hoe bijzonder, fantastisch en nodig jouw aanpak is. Want stel je eens voor dat je zegt dat het eigenlijk tegenviel, niet opleverde wat je voor ogen had. Dat je wel eens hebt getwijfeld. Weg financiering. Bovendien, welke financierder kwam nou in de praktijk kijken en kritische vragen stellen? Een voordeel van evaluaties is wel dat ze relatief goedkoop zijn. Met weinig inzet toch verantwoording afleggen. De tijden zijn veranderd. Natuurlijk worden evaluaties tegenwoordig nog steeds ingezet als middel om verantwoording af te leggen, maar de vraag naar keihard wetenschappelijk bewijs groeit. Wat daarbij opvalt is dat het denken vanuit de natuurwetenschappen daarbij dominant is. Natuurwetenschappelijke principes en methodes worden toegepast op ongeveer alles en dus ook op menswetenschappen en gedragswetenschappen en daarmee ook op sociale initiatieven. Als je dit doet, komt dat er uit. Het lijkt voorspelbaar en staat los van iedere context. Dat gaat vaak op in natuurwetenschappen. De zwaartekracht doet op aarde overal hetzelfde. De context doet er niet toe. Dus als sociaal initiatief x in de buurt y aantoonbaar werkt, werkt dat ook voor buurt z. Dat zal zo nu en dan best eens kloppen, maar niet altijd. De context verschilt in iedere buurt. Daarbij bestaat de neiging om alleen naar dat te kijken dat keihard te meten is en uit te drukken is in cijfers. De rest wordt voor het gemak maar buiten beschouwing gelaten. Zo ontstaat een papieren werkelijkheid die in toenemende mate verschilt met de echte. Wetenschappelijk onderzoek koppelen aan je initiatief is bovendien financieel vaak niet haalbaar. Ik denk dat wetenschappelijk onderzoek zo maar het 4-voudige kost van de kosten van je project. Er komen ook andere manieren van effectmeting op de markt. Bijvoorbeeld SROI, dat staat voor Social Return On Investment. Hier wordt uiteindelijk een rekensom gemaakt waarbij 1 euro investering leidt tot bijvoorbeeld 1,26 euro maatschappelijk rendement. Belangrijke vraag is: voor wie en waarom meet je nou eigenlijk? Ik denk dat we het vooral voor ons zelf moet doen. Opereren in het sociale domein is een vak. Dat kun je niet zomaar. Daar moet je voor leren. Dat moet je trainen. Iedere dag leren van de dagelijkse praktijk. Je moet jezelf aan het twijfelen durven brengen. Jezelf iedere dag vragen stellen. Onze overtuiging is dat dat de kwaliteit verhoogt. Ik stel voor om bij BuurtLAB een app te gaan gebruiken waarbij we in vijf vragen tot de kern komen. Met de in5vragen-tool hebben we de mogelijkheid om overal en altijd betrokkenen te bevragen naar wat de betekenis is van onze concepten. Wat levert het op? Wat is de waarde? Het dwingt ons zo concreet mogelijk de kern en doelen te formuleren en wat het moet opleveren. In5vragen hebben we altijd bij ons op smartphone. Zo kunnen we iedere dag de thermometer in onze concepten steken en kijken wat de stand van zaken is. De data van in5vragen dienen als input voor het gesprek over de kwaliteit van onze concepten. De kunst is om tijdens de gesprekken met elkaar te duiden wat wel en niet werkt. We proberen de koers te verleggen van meetbaar naar weetbaar. Het gaat erom dat we met elkaar weten dat iets werkt.”

‘Ed, ik heb het gelezen. Wat gebruik je veel moeilijke woorden man in dat stuk! Wil je laten zien dat je het gymnasium hebt gedaan?‘ reageert Bart verbaasd. ‘Begrijp je het wel?’ vraagt Edward fel. ‘Ja ik kan het ondanks mijn dyslexie toch nog volgen,’ antwoordt Bart. ‘Heb je dyslexie dan? Heb ik nooit geweten,’ zegt Edward. ‘Ja meetbaar heb ik dyslexie. In de praktijk weet ik er aardig mee om te gaan. Die APP lijkt me goed. Laat maar bouwen. Ik moet nu snel weer verder met die tussenevaluatie voor het Oranje Fonds,’ reageert Bart.