Bart, Edward en Annemieke hebben een afspraak met andere Rotterdammers in een buurttuin. ‘Zullen we gaan samenwerken?’ stelt Edward voor. Bart kijkt Edward verbaasd aan. ‘Samenwerken Ed, weet jij het zeker?’ vraagt hij.’Tuurlijk man. 1+1=2. Synergie.’

Iedereen is meteen enthousiast. Ze delen met elkaar wat ideeën. Ideeën over buiten spelen in het groen, want dat is zo goed voor kinderen. Kinderen moeten meer bewegen anders hebben we straks plofkinderen. ‘Sorry mannen, ik moet weg. Mijn dochter van school halen. Ik mail jullie nog!’ roept Edward.

Uit school ploffen Edward en zijn dochter op de bank. ‘Papa, mag ik Ipadten?’ vraagt Noëlle. ‘Nee. Nu niet. Ga maar lekker ravotten! Dat is beter voor je,’ antwoordt Edward. ‘Ravotten? Wat is dat papa? Ik denk dat ik de Ipad leuker vind hoor,’ reageert de kleine meid. Edward doet een poging het uit te leggen: ‘Ravotten is buiten lekker klimmen, kruipen, slepen, springen, rollen, sjouwen, rennen, struinen, wroeten, vallen, huppelen, klauteren.’ Ze kijkt hem met grote ogen en een brede lach aan: ‘Joepie. We gaan naar het bos. Ravotten.’ ‘Nou, nee. We blijven in Rotterdam. We vinden vast wel een plekje waar we in de buurt kunnen ravotten,’ zegt Edward. Noëlle trekt haar schoenen en jas aan en stapt op haar roze fiets. Ze rijdt veilig over de stoep en Edward loopt achter haar aan. Ze komen bij een woonblok waar tot voor kort een terrein er vrij doelloos bij lag. Maar nu ziet het er anders uit. Ze remt en kijkt verbaasd. ‘Papa, daar staat een leuk huisje zeg! Mag ik kijken?’ vraagt ze. ‘Dat is goed,’ antwoordt Edward. Over een pad van houtsnippers en langs een haag van fruitboompjes lopen ze het terrein op. Het terrein zit vol natuurlijke speelaanleidingen. Boomstronken, heuveltjes, water, moestuintjes en een waanzinnig leuk huisje. Ze zien een groep buurtbewoners zitten voor het huisje. Hun kinderen spelen heerlijk op het terrein. Noëlle klimt op een liggende boomstronk. Edward houdt haar handje vast en zij loopt voorzichtig van het begin naar het einde van de stronk. Een paar kinderen komen naar haar toe. ‘Kom je ook spelen?’ vraagt een meisje. Noëlle gaat mee en verdwijnt uit het gezichtsveld van Edward. De bewoners nodigen Edward uit voor een kop koffie. ‘Wat hebben jullie een leuk terrein hier zeg! Hoe hebben jullie dat voor elkaar gekregen?’ vraagt hij nieuwsgierig. Een van de vaders legt uit: ‘Tot twee jaar geleden was dit een verwaarloosde boel. Een zandbak, wat gras, struiken en twee wipkippen. Sommigen buren gooiden echt van alles op het terrein. Met een groepje bewoners zijn we toen rond de tafel gaan zitten om te kijken of we dit terrein kindvriendelijk en groener konden maken.’ Edward hoort gehuil. Het komt van Noëlle. Edward loopt naar haar toe. Ze ligt op grond. Snikkend vertelt ze dat ze tijdens het springen van steen naar steen is gevallen op haar knie. Een aai over haar bol en kus op de knie zijn voldoende om de tranen te stoppen. ‘Mag ik nog even in het huisje kijken?’ vraagt ze. ‘Tuurlijk,’ zegt Edward. Vol bewondering kijkt ze naar het bouwwerk. Ze voelt aan alles en gaat naar binnen. Na een aantal minuten komt ze naar buiten. ‘Ik wil ook zo’n huisje in onze tuin papa,’ zegt ze. Edward lacht en dan gaan ze terug naar huis. De kleine meid op de fiets en Edward erachteraan. Haar kleren vies en onder de modder. Thuis aangekomen ploft ze op de bank. Moe en voldaan. ‘Mag ik nog even Ipadten papa?’ vraagt ze. Edward knikt van ja. ‘Maar ravotten vind ik leuker hoor,’ zegt ze met een Rotterdams accent. Ravottuh.